Het jaarverslag van Confedatie Bouw werd gepubliceerd. We lichten er onze branche eerst even uit. In de sector van de burgerlijke bouwkunde zullen de gemeentelijke werken, die in 2018 de activiteit ondersteunden, naar verwachting in 2019 aanzienlijk afnemen. De investeringen van gemeenten en provincies gaan traditioneel een fase van teruggang in na de gemeenteraadsverkiezingen, die worden voorafgegaan door een fase van verhoogde investeringen. Het Federaal Planbureau verwacht dat de investeringen van de lokale besturen met ongeveer 10% afnemen in 2019. Een aantal specifieke projecten zouden daarentegen starten of gaan versnellen in 2019 en de activiteit van de burgerlijke bouwkunde naar verwachting ondersteunen als de timing voor deze projecten wordt nagekomen. Het gaat hier onder meer over het GEN, de uitbreidingswerken aan de metro, de Luikse tram, Oosterweel en de sluis van Terneuzen.
Daarnaast zouden ook de regionale werken moeten toenemen, tenminste als de door het Federaal Planbureau voorspelde toename van de gewestelijke investeringen (+1,2%) in de praktijk wordt bevestigd en als deze toename ook de burgerlijke bouwkunde ten goede komt. Onder deze omstandigheden wordt geschat dat het werkvolume in de burgerlijke bouwkunde (renovatie en nieuwbouw gecombineerd) naar verwachting nog met ongeveer 5% zal stijgen na in 2018 met circa 10% te zijn gegroeid.
Bouw verwacht groei van 2,5% in 2019 en lanceert 5 maatregelen om woningen en gebouwen veel energievriendelijker te maken
Voor 2019 wordt voor België een economische groei verwacht die vergelijkbaar is met die van 2018 (+1,4%). En net als in 2018 zal hij naar verwachting worden ondersteund door de bouwsector, die blijft voordeel halen uit de sterke vraag en zo weer beter kan presteren dan het gemiddelde voor de economie.
Werkgelegenheid blijft groeien
De gemiddelde werkgelegenheid in de bouw groeide in 2018 met 1%. Het totale aantal werkenden in de sector is per trimester met 1000 toegenomen (600 werknemers en 400 zelfstandigen). Deze tendens heeft zich in het eerste kwartaal van 2019 duidelijk voortgezet.
Uit de cijfers blijkt nog niet of deze nieuwe toename van de werkgelegenheid ook gepaard is gegaan met een toename van het aantal gewerkte uren per werknemer, zoals in 2018. Volgens het INR zijn deze met 1,2% gestegen (van gemiddeld 1.496 naar 1.515), waardoor de totale prestaties van de bouwvakkers met ongeveer 2,3% zijn gestegen. Opgemerkt moet worden dat deze stijging groter is dan die voor de economie als geheel (+1,3%), wat erop wijst dat de bouwsector in 2018 beter presteerde dan het gemiddelde van de economie.
Orderboek blijft goed gevuld
Deze toename van de productiecapaciteit van de sector heeft de sector in staat gesteld het productietempo in evenwicht te brengen met dat van nieuwe bestellingen. De activiteitsduur in de orderboeken is dus gestabiliseerd op een gemiddelde van ongeveer 6 maanden sinds medio 2018 en bleef op dit peil tijdens de eerste vijf maanden van 2019.
Hoewel de cijfers een zeer lichte daling laten zien (gemiddeld 179 dagen in de maanden maart tot mei ten opzichte van 181 dagen de drie maanden eerder), moet worden opgemerkt dat de duur van de verzekerde activiteit vanuit historisch oogpunt zeer hoog blijft.
Dit wijst erop dat bedrijven logischerwijs de neiging zullen hebben hun productiecapaciteit verder te ontwikkelen om sneller aan de vraag te kunnen voldoen. Dit is des te meer het geval omdat uit de enquêtes van de Nationale Bank blijkt dat het percentage aannemers dat gehinderd wordt door een tekort aan arbeidskrachten in het verleden hoog blijkt te zijn, maar beperkt blijft (voor de sector als geheel geeft slechts 3 tot 4% van de respondenten aan dat dit op hen van toepassing is).
Zo'n 12.600 vacatures
De aannemers zijn overigens nog steeds op zoek naar 12.600 werknemers, volgens de Statbel-statistieken voor het eerste kwartaal van 2019. Als we die cijfers plaatsen in verhouding tot het hele personeelsbestand, dan wijzen die cijfers (die een vacaturegraad van 5,8% weergeven) erop dat de behoefte aan arbeidskrachten zich op een niveau bevindt waarbij het niet alleen gaat om het vervangen van natuurlijke uittredingen.
Een vacaturegraad die structureel hoger ligt dan 4% sinds 2016 is immers altijd gepaard gegaan met een toename van het aantal medewerkers.
Ook wordt opgemerkt dat de vacaturegraad in de bouwsector hoger blijkt te zijn dan het gemiddelde van de economie (3,6% in het eerste kwartaal van 2019), wat erop wijst dat de bouwsector naar verwachting beter zal blijven presteren dan het gemiddelde voor de economie.
Reëel groeipotentieel voor 2019
De conjunctuurbeoordelingen van de aannemers bevestigen overigens dat de bouwsector in 2019 nog een reëel groeipotentieel heeft.
De aannemers hadden immers meer vertrouwen in de eerste maanden van dit jaar dan in 2018 als geheel (meer optimisten en minder pessimisten). En tegelijkertijd hebben minder van hen ook hun productie moeten afremmen door een gebrek aan vraag. Dat de vraag de productie alsmaar minder vertraagt, is overigens een trend die, voor de sector als geheel, al meer dan een jaar wordt waargenomen.
Meer werken
De combinatie van de twee bevindingen dat de ondernemingen hun productiecapaciteit hebben verhoogd en (niettemin) minder gehinderd worden door een gebrek aan vraag wijst duidelijk op een toename van het uitgevoerde werkvolume.
De schattingen op basis van de ontwikkeling van de vraag (zie hieronder) suggereren overigens dat de stijging in 2018 in de orde van grootte van 3,3% lag en dat het werkvolume naar verwachting nog kan toenemen met ongeveer 2,5% in 2019. De bouwnijverheid zou aldus dan ook beter blijven presteren dan het gemiddelde voor de economie, zoals blijkt uit de vacaturegraad (hoger in de bouw dan in de rest van de economie).
Een gunstige maar broze vraag
Het economische klimaat is op het eerste gezicht een positieve economische context voor de bouw.
Ook al is de economische groei zwak, toch leidt hij namelijk tot investeringen voor bedrijven, wat a priori gunstig is voor de bouw van nieuwe niet-residentiële gebouwen, vooral wanneer de productiecapaciteit van bedrijven op grote schaal wordt benut en wanneer deze bedrijven dan ook uitbreidingsinvesteringen overwegen.
De groei blijkt ook banen op te leveren, wat leidt tot een lagere werkloosheid en een hoger beschikbaar inkomen van de gezinnen. Dit is a priori waarschijnlijk gunstig voor hun investeringen in de bouw, vooral in een hypotheekcontext die wordt gekenmerkt door bijzonder aantrekkelijke tarieven. Uit de Rentebarometer van de Immotheker blijkt namelijk dat de vaste rente voor een hypothecair krediet met een looptijd van 20 jaar momenteel op het laagste peil van de laatste vijf jaar staat.
Het "EPB-effect" en woningrenovatie
Het effect van deze gunstige context op de vraag naar nieuwe woningen komt het duidelijkst naar voren in de Waalse cijfers, die volgens de laatste beschikbare informatie in 2018 met bijna 4% zijn gestegen.
De stijging blijkt in Vlaanderen zeker nog duidelijker (+32%), maar wordt daar vooral verklaard door twee verschijnselen die niets met de economische context te maken hebben. Een aanzienlijk deel van deze stijging blijkt immers het gevolg te zijn van een statistische breuk.[2] En het grootste deel van het saldo komt overeen met wat men de gevolgen van het derde "EPB-effect" zou kunnen noemen, namelijk een tijdelijke versnelling van de vraag in de laatste maanden van 2017.[3]
Het ontbreken van een dergelijk "EPB-effect" in 2019 zal onvermijdelijk leiden tot een aanzienlijke daling van het aantal woningen dat in dat jaar wordt vergund. Verwacht wordt echter dat de productie van nieuwe woningen nog steeds licht zal toenemen door de voltooiing van de werkzaamheden in verband met het grote aantal woningen waarvoor in 2018 een vergunning is verleend, wat toen heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de activiteit in dit segment.
Het is waarschijnlijk dat naast dit "EPB-effect" de woningbouw ook nog ondersteund wordt door een toename van de renovatiewerken die er komt als gevolg van een positieve structurele dynamiek, die verband houdt met de voortdurende uitbreiding van het woningbestand en de verbetering ervan, onder meer op het vlak van energieprestaties.
Over het geheel genomen wordt er geraamd dat het volume van de woningbouwwerken dit jaar met ongeveer 1,5% zal stijgen na in 2018 met ± 2,5% te zijn toegenomen.
Kantoren, handelszaken enzovoort en renovatie voor niet-woongebouwen
Ook voor niet-residentiële gebouwen halen de renovatiewerkzaamheden voordeel uit een structurele dynamiek die verband houdt met de voortdurende toename van het gebouwenbestand en de verbetering ervan. In 2019 zou de renovatie ook moeten kunnen voordeel halen uit de steun van het Waalse ziekenhuisplan, dat naar verwachting meer vruchten zal afwerpen bij renovatie dan bij nieuwbouw.
In ieder geval heeft de renovatie waarschijnlijk het volume van de niet-residentiële werken in 2018 ondersteund, terwijl het effect van de gunstige economische context op de vraag naar dit soort gebouwen niet weerspiegeld wordt in de evolutie van de bouwvergunningen. De evolutie van het vergunde gebouwenvolume is met ongeveer 12% gedaald (na een stijging van meer dan 25% in 2017) en kon opnieuw de veranderingen in de economische omgeving niet volgen.
Na de aanpassing in 2018 zou de vraag vanaf 2019 moeten toenemen, op voorwaarde dat deze weer reageert op een manier die in overeenstemming is met de algemene economische ontwikkelingen.
In deze bijzondere context zal de productie van nieuwe niet-residentiële gebouwen in 2019 naar verwachting worden voortgezet en zelfs sterker stijgen. Ze zal immers voordeel halen uit de toename van het in 2018 vergunde gebouwenvolume voor gebouwen die het meeste werk per eenheid volume genereren, waardoor overigens een daling in 2018 kon worden vermeden. Er was immers een stijging van 130% voor kantoren, een stijging van 10% voor gebouwen bestemd voor de dienstensector en een stijging van 250% voor andere gebouwen (met uitzondering van ziekenhuizen, scholen, industrie- en landbouwgebouwen).
Over het geheel genomen wordt er geraamd dat het volume van de utiliteitswerken in 2019 naar verwachting met ongeveer 2,5% zal stijgen na in 2018 met circa 1% te zijn toegenomen.
Conclusie: een groei van ± 2,5% in 2019
Concluderend kan worden gesteld dat de bouw zich in een gunstige, maar kwetsbare economische fase bevindt. Het werkvolume zal naar verwachting dit jaar nog met ongeveer 2,5% toenemen na in 2018 met ± 3,3% te zijn gegroeid.
Het bereiken van deze gunstige vooruitzichten hangt echter af van twee voorwaarden. Het is inderdaad noodzakelijk dat de timing van een aantal specifieke projecten op het gebied van burgerlijke bouwkunde wordt nagekomen. En de evolutie van de bouwvergunningen voor de bouw van niet-residentiële gebouwen, die gewend is geraakt aan grillige bewegingen, mag niet voor onaangename verrassingen komen te staan.
De aannemers blijven in ieder geval vol vertrouwen en zijn van plan hun personeelsbestand uit te breiden.
(bron: Confederatie Bouw)
http://cms.confederatiebouw.be/Portals/0/jaarverslag_2019_NL-DEF.pdf© 2000 - 2024 Wegenbouw.be | Disclaimer