Het onderhoud van de Belgische infrastructuur is een ramp. Maak van bij de start een onderhoudsplan met kostprijsberekening op. De ingenieurs kunnen samen met de architecten en de aannemers het hele onderhoudstraject competitief aanpakken, waardoor de overheid miljoenen bespaart.
Afgelopen zondagnamiddag dondert in de Leopold II-tunnel (in gebruik sinds 1986) een brokstuk naar beneden. De tunnel gaat twee uur dicht voor alle verkeer. Half januari komen tijdens een inspectie van de Stefaniatunnel (1957) betonscheurtjes aan het licht. Onderzoek van een studiebureau wijst op stabiliteitsverlies en instortingsgevaar. De Stefaniatunnel gaat een jaar dicht. Eind november 2015 kwam ook in de Rogiertunnel en in de Kruidtuintunnel (beide 1957) een betonblok naar beneden. Zitten we met een 'tunnelgate' of is dit louter toeval?
Volgens ORI - de sectororganisatie van de advies- en ingenieursbureaus - is er wel degelijk meer aan de hand. Het betonrot zit niet enkel in de tunnels, maar heeft zich de voorbije decennia een weg gebaand naar de Belgische overlegstructuren. Want voor alle duidelijkheid: de Brusselse tunnels zijn maar het topje van de ijsberg. Veel Belgische diensten van openbaar nut hebben te kampen met een verouderde structuur. Daalt morgen het kwik onder nul? Dan mag je er donder op zeggen dat sommige treinlijnen in winterslaap vallen. Het zout maakt de wegen wel sneeuwvrij, maar leidt er op langere termijn toe dat de wonden in de weg alsmaar groter en pijnlijker worden.
Dit is aberrant en schrijnend. Er mogen dan al pogingen tot structureel wegenherstel zijn, maar waar is de langetermijnvisie om onze openbare infrastructuur te onderhouden? Je hoeft geen 20 studies uit te voeren en te betalen om te weten dat er miljarden overheidsmiddelen te winnen zijn. Te winnen? Inderdaad, te winnen.
Overheid als goede huisvader
Wie thuis tien of vijftien jaar lang zijn houten buitenschrijnwerk verwaarloost, krijgt op een bepaald moment de rekening gepresenteerd. De overheid beheert onze wegen en tunnels als een goede huisvader. Ook zij weet dat een frequent onderhoud het beste middel is tegen verval en verloedering. En toch gebeurt het niet. Toch staat er geen gezond onderhoudsplan in de steigers. Toch wordt een beleid zelden afgestemd op het verdere onderhoud. Wat ligt aan de basis van dat wanbeleid?
Onze Belgische overheid denkt nog altijd in twee werelden: de wereld van investeringen en de wereld van ad-hoconderhoud. Bovendien ondersteunt de structuur van de administratie dat tegendraadse denken. Ook de politiek is niet onschuldig: zittende mandatarissen vinden nieuwe projecten of totaalrenovaties sexyer dan de bevolking te verleiden met een grondig uitgewerkt infrastructuur- en patrimo- niumonderhoudsplan.
Hoe geraken we uit die tunnelvisie? Door even onze landsgrenzen te verlaten en naar het buitenland te rijden. Met enige zin voor overdrijving, maar je zal merken: Franse snelwegen zijn biljarttafels in vergelijking met de Belgische. Het Nederlandse wegennet ligt er bijna altijd netjes en goed onderhouden bij. Waarom? Omdat van bij de start van een nieuwe weg of gebouw een onderhoudsplan gemaakt wordt met een kostprijsberekening. In de begroting legt men reserves aan op basis van de onderhoudsplannen. Dat is een fundamenteel verschil met onze aanpak. Het is met die hefboom dat we onze tunnels en wegen pas echt op lange termijn kunnen herstellen.
ORI doet twee concrete voorstellen. Een: maak een onderhoudsplan op bij elke investering in wegen, kunstwerken of gebouwen. Twee: bereken telkens de onderhouds- en gebruikskosten over de levensjaren van het goed. Dat heeft twee grote voordelen: (1) de onderhoudskosten worden over de jaren bekend en (2) van bij het ontwerp van wegen, kunstwerken en gebouwen zoek je naar een optimum tussen investeringskosten en onderhoudskosten. Een werkwijze die getuigt van goed bestuur en een duurzame visie vooropstelt.
En nog meer goed nieuws: de expertise om dat te realiseren hoeven we niet te importeren. Belgische advies- en ingenieursbureaus hebben de kennis, de creativiteit en de wil om de overheid bij te staan in het opmaken van goede onderhoudsplannen. In samenwerking met architecten, aan- nemers en activabeheerders kan de bouwwereld het hele onderhoudstraject efficiënt en competitief aanpakken. Daardoor kan de overheid miljoenen besparen en de bouwsector continuïteit bieden.
Dan spreken we over enkele jaren niet langer over vallende betonblokken, maar over licht aan het einde van Stefaniatunnel, de Leopold II-tunnel of de Rogiertunnel.
bron:
www.tijd.bewww.ori.be© 2000 - 2024 Wegenbouw.be | Disclaimer